Zingen, neuriën, schommelen, wiegen, gaan wandelen of een fopspeen geven: jonge ouders zijn heel creatief om de baby te troosten. “Wie de fopspeen uitvond, verdient een standbeeld”, hoor je ouders vaak zeggen. Maar wie vond dit alledaags ding nu uit? Hoewel de fopspeen rust brengt, is de geschiedenis van de fopspeen zelf niet rooskleurig. De geschiedenis van de fopspeen brengt veranderende sociaal-economische gezinssituaties doorheen de tijd in beeld. Daarnaast komt de focus op veiligheid en hygiëne steeds meer op de voorgrond. Voor de fopspeen in kunststof die vandaag heel gewoon is, werden creatieve zoethouders gebruikt.
Duitse artsen ontwikkelen in 1949 de fopspeen die we vandaag gebruiken: een plastic houder met zuigstuk uit silicone of latex lijkend op een tepel. Na hun uitvinding wordt de fopspeen steeds hygiënischer en veiliger gemaakt. De fopspeen is niet alleen een brenger van troost maar ook een leuk accessoire, gemaakt in allerlei vormen en kleuren, met grappige opschriften of bijbehorende houder. Dankzij de houder wordt de fopspeen niet langer rond gegooid en wordt vooral vermeden dat de ‘tutter’ zoekt geraakt en kleine drama’s kunnen omzeild worden. Maar fopspenen bestaan al veel langer. De eerste afbeeldingen ervan vinden we terug in de late 15e eeuw. Op een schilderij van een bijbels tafereel van de Duitse schilder Dürer (1506) is er al eentje te zien. De fopspeen was toen een prop uit textiel met een touwtje eraan. De prop werd vaak in suikerwater of honing gedrenkt, letterlijk een zoethoudertje. Tot in de vroege 20e eeuw wordt ook papaverthee gebruikt, een drankje gemaakt van de zaadjes van de papaverbollen (uitgebloeide klaproos). Dat de papaverbollen, ook ‘slaapkoppen’ genoemd, schadelijk kunnen zijn, wordt vaak over het hoofd gezien. Hun effectiviteit vergemakkelijkt immers het leven van de arbeiders in industriesteden of de thuiswerkers op het platteland. De zorg voor de baby past moeilijk bij het dwingend werkritme in de fabriek.
In 1901 neemt de New Yorkse apotheker Christian W. Meinecke een patent op een ontwerp voor een fopspeen met rubberen speentje, bevestigd aan een schijf, een uiterst onhygiënisch ding. Vanaf de jaren 1960 wordt kunststof verkozen als het geliefde materiaal voor de babyuitzet. Het is gemakkelijk te reinigen, hygiënisch en goedkoop. De fopspeen uit kunststof was veel veiliger dan alle voorgaande modellen.
Sinds de jaren 1970 is de fopspeen ook onderwerp van discussie en vraagt men zich af of het wel goed is om je kind een fopspeen te geven? Is de fopspeen niet nefast voor de voeding of latere tandgroei? Of stimuleert ze net positief? Voor de geboorte stellen veel ouders zich de vraag of ze al dan niet een fopspeen zullen geven. Na de geboorte loopt het niet altijd zoals gepland. Sommige baby’s willen geen tut en zoeken troost bij de duim of net andersom zijn ze helemaal in de ban van de fopspeen. Het afkicken van de fopspeen verloopt dan moeilijk. Om afscheid te nemen van het troostende tutje worden tradities en rituelen geboren. Soms geven kindjes hun tutje mee aan Sinterklaas en krijgen ze een cadeautje in ruil of hangen het aan de tutjesboom.
Babypoppen hebben bijna vaak een fopspeentje in de mond. In de jaren 1990 waren minitutters een heuse rage en sierden pennenzakken en juwelen. De tutjes-snoepen zijn ook vandaag nog populair en te verkrijgen als gommetjes met of zonder zuur. Een zoethoudertje dan voor grote kinderen.
Kenniscentrum over het erfgoed van het dagelijks leven
Studio Alijn is te bezoeken na afspraak tijdens weekdagen
van 10:00 tot 17:00 via studio@huisvanalijn.be of
T 09 235 38 00.
Adres Studio Alijn
Kraanlei 69, 9000 Gent